Adembewustwording bij COPD en Astma

Samenvatting workshop 'Adembewustwording' door J van Dixhoorn en C. Willemsen,

Symposium Longrevalidatie, Heideheuvel, Hilversum, 15 november 2002

 

Onder adembewustwording verstaan we de subjectieve gewaarwordingen van de patiënt met veranderingen in de moeite en kwaliteit van het ademen. Negatieve bewustwording is de ervaring van dyspnoe. Meestal wordt met adembewustwording bedoeld de positieve bewustwording van een groter gemak, meer ruimte, meer vrijheid, meer vanzelf en vloeiender verloop van het in- en uitademen.

Adembewustwording staat haaks op het doel en de uitvoering van training. Het gaat er niet om de belastbaarheid te vergroten, maar de ervaring van veranderingen te verfijnen, concretiseren, onder woorden te laten brengen en verdiepen. Als gevolg hiervan neemt de regelmogelijkheid toe om te reageren op belastende situaties.

Dit kan plaatsvinden op verschillende niveaus.

1. Tijdens training en aanleren van ademtechniek: de ervaringen van de patiënt worden nagevraagd en besproken. Wat gebeurt er bij het op adem komen na inspanning, wat verandert er na neusademhaling, hoe voelt het uitvoeren van en voorbereiden op inhalatietechniek van medicatie aan?

2. Aparte instructies voor adembewustwording. Dit zijn specifieke, kleine en makkelijke aandachts- en bewegingsinstructies die ontwikkeld zijn om kleine, maar duidelijke veranderingen in het gemak en het verloop van de adembeweging te laten ontstaan. Zij benadrukken de betrokkenheid van het gehele lichaam bij het ademen en bieden de patiënt daardoor mogelijkheden om benauwdheid als het ware meer te omzeilen. De patiënt dient deze te oefenen om op eigen gelegenheid een groter gemak in het ademen te bewerkstelligen. Zij kunnen in de bewegingstherapie ingebouwd worden.

3. In aparte sessies of in een individuele therapie kan directer gezocht worden naar specifieke instructies waarmee een individuele patiënt voordeel kan hebben. In individuele sessies kunnen handgrepen toegepast worden om te laten ervaren hoe een meer functionele adembeweging aanvoelt. Daarna zal het zelfstandig oefenen beter gaan.

Vaak verbetert de dyspnoe aanmerkelijk, maar anderzijds wordt de patiënt ook bewuster van de reacties van het ademen en merkt hij eerder een lichte toename van dyspnoe. Iemand met lage dyspnoe scores kan dus een toename vertonen, terwijl een hoge dyspnoe meestal afneemt. De functionaliteit van de adembeweging is moeilijk te meten, omdat het gaat om de betrokkenheid van het gehele lichaam bij het ademen en niet alleen de mobiliteit van de thorax. Vaak kunnen patiënten iets verder lopen of herstellen ze sneller van een inspanning. Het gebruik van medicatie kan daardoor afnemen. Belangrijkste is dat de zelfregulatie van de patiënt in het omgaan met zijn beperkingen toeneemt.

 

Literatuur:
J van Dixhoorn, Ontspanningsinstructie. Principes en oefeningen, Elsevier, Maarssen, 1998